Duurzaam­heid in de financiële sector

Het tegengaan van klimaatverandering is een hot topic dat bij steeds meer financiële instellingen hoog op de agenda staat. Een noodzakelijke ontwikkeling, want projecties laten zien dat we niet op koers liggen om de doelstellingen uit het klimaatakkoord van Parijs te behalen. Dit artikel geeft een overzicht van duurzaamheid in de financiële sector. Wat zijn de risico’s, de verschillende bronnen van CO2-uitstoot en welk beleid zorgt voor het beste resultaat?

Sebastiaan Bredenbeek
Sebastiaan Bredenbeek

Het klimaatakkoord van Parijs

In 2015 hebben bijna alle landen ter wereld hun handtekening gezet onder het klimaatakkoord van Parijs. Dit akkoord heeft als belangrijkste doelstelling de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2°C, met een duidelijk zicht op 1,5°C. De enige manier om dit te bewerkstelligen is door de wereldwijde broeikasuitstoot drastisch terug te dringen. Ten opzichte van 2018 vereist dit een CO2-reductie van respectievelijk 25 of zelfs 55 procent. Deze percentages lopen waarschijnlijk nog verder op, aangezien de huidige plannen niet ingrijpend genoeg zijn om de klimaatdoelstellingen te behalen. Om deze achterstand weer in te halen zal in de nabije toekomst drastischer klimaatbeleid doorgevoerd moeten worden (United Nations, 2019a).

Transitierisico en fysiek risico

Ook in Nederland is het maar zeer de vraag of wij onze klimaatdoelstellingen gaan halen (Stellinga & Van der Walle, 2019). Een interessant spanningsveld gaat hierachter schuil, waarbij een wisselwerking plaatsvindt tussen het transitierisico en het fysieke risico.

  • Het transitierisico omvat alle kosten die voortkomen uit de transitie naar een duurzame economie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kosten om vervuilende fabrieken eerder dan gepland te vervangen.
  • Het fysieke risico omvat juist alle kosten die direct geassocieerd worden met klimaatverandering zelf.
Sebastiaan Bredenbeek

Een hoog transitierisico impliceert een snelle verduurzaming en daarmee een laag fysiek risico, terwijl een laag transitierisico juist weer een hoog fysiek risico impliceert. In theorie minimaliseert het ideale klimaatbeleid de gecombineerde impact van beide risico’s.

In praktijk blijkt dit ‘ideale’ klimaatbeleid lastig te implementeren. Een deel hiervan valt te verklaren door de (on)tastbaarheid van de te maken kosten. Door de ontwrichtende impact van klimaatverandering zijn de potentiële kosten van het fysieke risico vele malen groter dan de kosten van het transitierisico. Met andere woorden, de wereld is gebaat bij een snelle transitie naar een duurzame economie.

Deze snelle transitie betekent echter wel dat ondernemingen nu transitiekosten moeten gaan maken, die de aankomende jaren een substantieel effect op het resultaat zullen hebben. Deze kosten zijn tastbaar en bij managers ontstaat mogelijk de angst dat zij hierop worden afgerekend. Onderzoek laat namelijk zien dat, hoewel institutionele duurzaamheid belangrijker wordt, een positief resultaat ook nog steeds zeer belangrijk is (Eccles, 2019). Daarentegen zijn kosten die geassocieerd worden met het fysieke risico voorlopig nog niet tastbaar. Het verschil in tastbaarheid van de kosten, gecombineerd de financiële impact van COVID-19, maakt dat veel managers de voorkeur geven aan een meer gematigd klimaatbeleid. Dit is begrijpelijk, maar gezien de mogelijk desastreuze gevolgen van het niet behalen van de klimaatdoelstellingen, onacceptabel.

Duurzaamheid in de financiële sector

Zorg dragen voor het behalen van de klimaatdoelstellingen is een verantwoordelijkheid waar iedereen aan moet bijdragen, ook de financiële sector. Juist vanwege de grote maatschappelijke impact van deze sector kunnen zij een grote bijdrage leveren aan het daadwerkelijk behalen van de doelstellingen. In dit kader is het goed om te zien dat nagenoeg alle financiële instellingen duurzaamheid expliciet op de agenda hebben staan en enkelen het zelfs tot strategische pijler hebben benoemd. Wel is het hierbij belangrijk dat duurzaamheidsbeleid zich richt op de gebieden waar de meeste winst te behalen valt.

De duurzaamheidsagenda van financiële instellingen richt zich in praktijk, in eerste instantie, vooral op het aanpakken van de zogeheten scope 1 en scope 2 CO2-uitstoot.

 

Scope 1 uitstoot omvat alle direct meetbare uitstoot die ondernemingen zelf produceren. Denk hierbij aan de uitstoot van een niet duurzaam wagenpark.

Scope 2 omvat alle indirect meetbare uitstoot die ondernemingen zelf produceren. Hieronder valt bijvoorbeeld energieverbruik.

Het onnodig aan laten staan van verlichting zorgt niet direct voor uitstoot, maar deze komt wel vrij als de benodigde energie op niet duurzame wijze is opgewekt. Initiatieven om de scope 1 en scope 2 uitstoot aan te pakken richten zich bijvoorbeeld op het verduurzamen of zelfs afschaven van het wagenpark en het energieneutraal maken van het kantoorgebouw. Goede eerste stappen, maar wel stappen die zich vooral richten op de instelling zelf. Om echt significante impact te hebben moet vooral de uitstoot die valt onder scope 3 aangepakt worden. Deze restcategorie omvat alle uitstoot die die de onderneming indirect veroorzaakt. Hieronder vallen ook investerings- en financieringsactiviteiten van financiële instellingen.

Ook op dit gebied zijn ontwikkelingen gaande. Bijna elke financiële instelling heeft programma’s in het leven geroepen met als doel om duurzaamheid te promoten. Consumenten krijgen korting op een duurzame hypotheek en ondernemers kunnen door middel van zogeheten impact financiering, duurzame projecten tegen aantrekkelijkere voorwaarden financieren. Goede, maar ook logische maatregelen. Onderzoek laat namelijk zien dat duurzame activa, mede door een verkleind transitierisico, minder risicovol zijn (Nyborg & Zhang, 2013). Een logisch gevolg is dat deze minder risicovolle investeringen ook tegen een aantrekkelijke premie gefinancierd kunnen worden.

Stimulerend versus restrictief beleid

Of stimulerende maatregelen voldoende effect teweegbrengen is lastig te voorspellen. Niet duurzame investeringen worden namelijk nog massaal door de financiële sector gefinancierd. Het doorvoeren van restrictieve maatregelen om dit soort investeringen uit te sluiten van financiering, lijkt dit probleem te ondervangen. Er zitten echter haken en ogen aan dit soort maatregelen. In de eerste plaats zijn sommige instellingen waarschijnlijk niet bereid om dit soort maatregelen door te voeren. In praktijk kunnen deze namelijk betekenen dat rendabele klanten vanwege hun ecologische voetafdruk geweigerd moeten worden.

De wisselende bereidheid zorgt voor een tweede probleem. Het ligt voor de hand dat instellingen die duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan eerder openstaan voor uitsluitende maatregelen. Het gevolg is dat het gros van de niet duurzame investeringen gefinancierd zal worden door instellingen die duurzaamheid minder hoog op de agenda hebben staan en dat deze instellingen ook minder moeite zullen nemen om de klant te assisteren in een duurzaamheidstransitie. Het paradoxale gevolg is dat het uitsluiten van niet duurzame financieringen, onder de streep waarschijnlijk een hogere CO2-uitstoot veroorzaakt (Hart & Zingales, 2017).

Duurzaamheid en de rol van verslaggeving

Het paradoxale effect van uitsluitende maatregelen vergroot de noodzaak van impactvolle stimulerende maatregelen. Het is immers vijf voor twaalf en daarmee tijd voor serieuze actie. Ook deze maatregelen doen op de korte termijn pijn, ze brengen namelijk significante kosten met zich mee. Het is echter belangrijk dat instellingen zich hier niet door laten tegenhouden. De urgentie om te verduurzamen is immers groot, maar zorgt daarnaast ook voor nieuwe kansen. Zo laten Nyborg en Zhang (2013) zien dat het hebben van een duurzaamheidsmissie bedrijven helpt om tegen lagere kosten talent aan zich te binden. Daarnaast laat Philippen (2018) zien dat een transitie naar duurzaamheid, en het bijbehorend aanbieden van duurzame producten, het onderscheidend vermogen van een financiële instelling vergroot.

Wel is het van essentieel belang dat de duurzaamheidsmissie van de organisatie impactvol wordt vormgegeven. Onderzoek van Carlos &Lewis (2018) laat zien dat de consument wantrouwig is ten aanzien van de goede, duurzame bedoelingen van commerciële bedrijven. Een beleid dat enkel duurzaam overkomt maar onder de streep nauwelijks impact heeft, brengt daarmee het risico van imagoschade met zich mee. Deze imagoschade kan voorkomen worden als instellingen transparant rapporteren over de CO2-uitstoot die zij veroorzaken.

Het transparant rapporteren over de CO2-uitstoot van financiële instellingen is om diverse redenen van belang. Naast het verkleinen van het reputatierisico is het de enige manier om echt inzicht te krijgen in het klimaatbeleid van instellingen. Een recent artikel van de van de Telegraaf laat het belang van deze inzichten zien. In het artikel beschuldigd De Eerlijke Geldwijzer, De Rabobank en ABN AMRO van ontbossing in het Amazonegebied. Kwalijke praktijken indien de claims kloppen. De ontbossing van de Amazone heeft namelijk serieuze impact op de opwarming van de aarde. Beide banken ontkennen deze aantijgingen echter en stellen juist dat zij adequaat beleid in plaats hebben.

Transparante rapportages kunnen dit soort discussies voorkomen. Ook hier zijn diverse ontwikkelingen in gaande. Financiële instellingen publiceren op eigen initiatief steeds meer duurzaamheid gerelateerde informatie (Global Reporting Initiative, 2015). Ook staat duurzaamheid steeds hoger op de agenda tijdens het monitoren van financiële instellingen. Dit leidt tot diverse nieuwe rapportages. Dit zijn allemaal goede initiatieven, maar deze zullen echter enkel nut hebben als CO2 uitstoot op een betrouwbare maar vooral ook onderling vergelijkbare manier gemeten kan worden.

Lees ook: Sustainability Reporting – Van hot topic naar gamechanger?

Bronnen

  • United Nations. (2019a). Emissions GAP Report 2019.
  • United Nations. (2019b). NDC Outlook Report 2019 | The Heat is on.
  • Stellinga, M., & Van der Walle, E. (2019). Klimaatdag: Nederland doet het beter, maar niet goed genoeg. NRC .
  • Eccles, R. G. (2019). The Investor Revolution. Harvard Business Review , 106-116.
  • Philippen, S. (2018). Waarom een bank duurzaam zou willen zijn. ESB , 77-82.
  • Nyborg, K., & Zhang, T. (2013). Is corporate social responsibility associated with lower wages? Environmental and Resource Economics 55(1) , 107-117.
  • Hart, O., & Zingales, L. (2017). Companies should maximize shareholder welfare not market value. Companies should maximize shareholder welfare not market value. Journal of Law, Finance, and Accounting, 2(2) , 247–274.
  • Carlos, W., & Lewis, B. (2018). Strategic silence: withholding certification status as a hypocrisy avoidance tactic. Administrative Science Quarterly, 63(1) , 130-169.
  • Global Reporting Initiative. (2015). Sustainability and Reporting Trends in 2025 – Preparing for the Future –.

*Het originele artikel is gepubliceerd in 2020 op solidprofessionals.nl en is in 2022 herzien en opnieuw gepubliceerd.